Interview met Nicolette Dronkers, directeur van OBS Vuurvogel in Bergschenhoek
OBS Vuurvogel in Bergschenhoek (Zuid-Holland) is een basisschool met een diverse populatie. 166 leerlingen krijgen les in samengestelde groepen. De school werkt sinds vier jaar met de Leerlijn Lezen en Schrijven. De keuze om afscheid te nemen van de technisch leesmethode en de taalmethode bleek een kantelpunt in het taal- en leesonderwijs op school.
Hoe zag jullie taal- en leesonderwijs eruit voor Taalklasse?
We werkten op een manier aan taal en lezen waarvan we eigenlijk wisten dat het niet effectief was. In de wetenschappelijke literatuur lazen we bijvoorbeeld dat sommige methodes of interventies weinig tot geen effect hebben op leesvaardigheid in het basisonderwijs – en toch bleven we ze gebruiken.
Hoe kwamen jullie tot een nieuwe visie?
We zijn met het team in gesprek gegaan. In die discussies kwam steeds duidelijker naar voren dat het anders moest. We besloten echt afscheid te nemen van zaken als woordrijtjes lezen, van technische leesmethodes en zelfs van onze bestaande methode voor begrijpend lezen. We wilden het roer radicaal omgooien.
Waarom kozen jullie voor Taalklasse?
Taalklasse is gebaseerd op recente wetenschappelijke inzichten over effectief lees- en taalonderwijs. En de methode zet plezier centraal als motor voor leren, heel belangrijk voor ons, want de taal- en leeslessen werden door onze kinderen vaak als demotiverend ervaren.
Hoe verliep de overstap naar Taalklasse?
In het begin was het wennen: er wordt van leerkrachten verwacht dat ze ook zelf wat meer nadenken, het zijn geen kant en klare werkboekjes die ingevuld moeten worden. Ze moeten kinderen actief meenemen in een verhaal, zelf prikkelende vragen stellen. Maar nu zie je dat het juist werkt. De leerkracht is weer belangrijk, en dat geeft enorme energie.
Wat vind jij het sterkste element van de Leerlijn?
Het krachtigste is dat lezen, praten over boeken en teksten, én schrijven echt met elkaar verbonden zijn. Die onderdelen staan niet op zichzelf, maar worden geïntegreerd aangeboden. Dat sluit ook aan bij de nieuwe conceptkerndoelen: taalonderwijs moet niet meer versnipperd zijn in losse onderdelen.
Hoe ervaren leerlingen deze nieuwe manier van werken?
Kinderen werken regelmatig aan schrijfopdrachten die voortkomen uit wat ze gelezen en besproken hebben. Zo bouwen ze gaandeweg toe naar de Meesterproef: het slotstuk per thematisch lesblok van acht weken. Deze werkwijze maakt lezen en taal betekenisvol voor hen. In plaats van losse taalopdrachtjes waarbij kinderen zich afvragen “waarom doe ik dit?”, weten ze nu waarvoor ze leren en werken.
Hoe reageren kinderen met dyslexie op deze aanpak?
Leerkrachten vertellen dat juist die kinderen met meer plezier zijn gaan lezen. Ze willen zelfs hun eigen teksten voorlezen. Ze doen mee, voelen zich sterk, en komen echt in hun kracht te staan.
Is er genoeg ondersteuning voor zwakke lezers?
Ja. De handleiding biedt veel tips, zoals Ralfi, Ralfi+ en pre-teaching. In de praktijk zetten we ook leesouders en stagiaires in. In het kwartier vóór Taalklasse krijgen leesgroepjes extra instructie. Zo krijgt iedereen wat zij nodig heeft.
Welke resultaten zien jullie?
Nu Taalklasse is geïmplementeerd lezen kinderen met plezier, héle boeken. Het is echt een sneeuwbaleffect; ook de leerkrachten zijn meer gaan lezen. Lezen en taal zijn weer leuk en betekenisvol geworden. En dat zien we terug in de resultaten, die zijn sindsdien vooruit gegaan.

Vragen over het gebruik van de Leerlijn op deze school? Mail naar: directie@obsvuurvogel.nl